De Ronde Taal van TE / De Gitarist / 2008
Interview Ton Engels – De Gitarist – Juni 08
Door Martijn Govers
De Ronde Taal van Ton Engels – Door Martijn Govers
De Gitarist – Juni 2008
Ergens in het grensgebied tussen Limburg en Brabant schrijft gitarist, zanger en producer Ton Engels z’n weemoedige liedjes in Heldens dialect. Een gesprek over gitaren, liedjes, muziekonderwijs en de Luchtmachtkapel.
Eigenzinnig en veelzijdig. Dat is misschien wel de meest kernachtige omschrijving van de loopbaan van de Limburgse gitarist, zanger en liedjesschrijver Ton Engels. In de jaren ’70 schreef hij hondsmoeilijke fingerstyle-bewerkingen van klassieke ragtimestukken, sinds de jaren ’80 blaast hij stoom af met de technisch hoogstaande rocksongs van Blowbeat, en de laatste tien jaar is hij actief als singer/songwriter, al dan niet gesteund door z’n vaste begeleidingsband De Medeplichtigen. Samen met Arno Joosten en Tom Lucker runt hij in het Limburse Panningen het label Vulcano Records en de bijbehorende studio, en sinds 2000 is hij als docent werkzaam aan de Tilburgse Rockacademie. En tussen alle bedrijven door vindt hij ook nog tijd voor solo-albums. Wij zochten hem op, naar aanleiding van z’n laatste cd ‘Wies Merge’.
Je speelt al sinds de jaren ’60. Waarom fascineert de gitaar je nog steeds?
“Aanvankelijk wilde ik heel graag banjo spelen, naar aanleiding van de de single Banjo Boy van Jan & Kjeld, ergens in 1960, maar dat werd toch een gitaar. Ik geloof rotsvast dat die liefde voor gitaren met de vorm begint, het zijn prachtige dingen. En een gitaar blijft een grote puzzel, het is een zoektocht om de geheimen ervan boven tafel te krijgen. Een eeuwig gevecht om de overhand te krijgen met dat ding. Dat je voelt: ergens moet er een manier zijn om dit te spelen. “Wel word ik steeds bescheidener. Hoe langer ik speel, hoe meer ik zie dat ik er nooit iets van zal bakken. Vandaar ook dat ik in het eerste liedje van de cd zing: ‘ik moet nog 100.000 liedjes schrijven, ik moet nog echt gitaar leren spelen.’ Terwijl ik op m’n twintigste dacht: dat kan ik nou zo onderhand wel, laat ik eens viool gaan spelen. Tot bleek dat ik die Kreuzer-etudes toch weer vooral op gitaar zat te spelen…”
Op je solo-cd’s zing je in het Limburgs. Dat blijkt een verrassend goede taal voor popmuziek.
“Klopt. Het Limburgs snijdt de scherpe randjes van de taal af, het is wat ronder, waardoor het ook wat meer geschikt is om te zingen. Ik hou van liedjes die een eigen verhaal vertellen, maar ik probeer wel in de akkoorden, of in de structuur of de melodie weer iets te bedenken wat er nog niet was. Om toch maar iets zinnigs toe te voegen aan die enorme berg liedjes die al geschreven is.”
Kun je een voorbeeld noemen?
“Op een gegeven moment kwam in erachter dat het heel sterk werkt als je de melodie en de akkoorden elementen dicht bij elkaar legt. Niet een rij akkoorden met een lijn daaroverheen, maar dat melodie en akkoorden elkaar zo links en rechts vastpakken en weer loslaten. Ik word aangetrokken door schema’s die heel melodisch zijn.”
Je bent docent songwriting aan de Rockacademie. Bestaat er een rijtje Gouden Regels voor de Songwriter?
“Jazeker. De meeste zijn heel erg algemeen, en die hebben ook betrekking op als je een boek schrijft, of een film maakt of een toneelstuk. Maak een duidelijke lijn, van voor tot achter. Helder maken wat terzake doet en wat niet; van een goed liedje kun je meestal in een regel zeggen waar het over gaat. Een duidelijk, krachtig begin, wat de mensen meteen prikkelt. En een intuïtie ontwikkelen voor wat je nodig hebt om het lijntje strak te houden – wanneer is iets te veel, wordt iets onoverzichtelijk, en wanneer is het te weinig, zodat mensen afhaken en verveeld raken?”
Is dat niet gewoon een kwestie van heel veel schrijven? Kijken wat werkt en wat niet?
“Ja, maar vooral ook heel veel naar andere liedjes ‘kijken’. Als je goed gitaar wilt leren spelen, is het heel normaal dat je solo’s gaat uitzoeken, dat je licks oefent, kijkt hoe melodie en akkoorden zich verhouden. Ik vraag vaak aan leerlingen: waar vind je zelf dat je tekort schiet? Dan vinden ze hun akkoordgebruik bijvoorbeeld zo saai. Wie vind je dan wel goed? Rufus Wainwright doet wel spannende dingen, of Radiohead. Nou, speel daar dan eens iets van. En heel vaak kunnen ze dat dan niet, terwijl dat natuurlijk de eerste stap is. Net als met akkoorden, je moet eerst de vorm in je vingers en de kleur ervan in je oren krijgen voordat je dat zelf kunt gaan inzetten. En als jij voor de tiende keer een liedje speelt waarin een E-akkoord met een G# in de bas voorkomt, dan heb je kans dat je dat ook een keer in een eigen liedje ‘hoort’.
“En het belangrijkste element is de melodie, en meteen het meest onderschatte. Als je een liedje terugbrengt tot tekst, akkoorden en melodie, dan weten mensen vaak wel wat voor akkoorden ze spelen, en de tekst ligt op een papiertje voor hun neus. Maar wat die melodie nou precies doet is tamelijk onduidelijk. En dat maakt eigenlijk een liedje. Niet voor niets is de complete platenkast van Stevie Wonder inmiddels wel gebruikt in de hiphop, zeg maar. Ergens móet er toch een melodie komen. “Ik ben een enorme fan van Randy Newman, die vind ik zowel emotioneel als puur vakmatig geweldig. Hij schreef al op z’n twintigste prachtige arrangementen voor strijkers en blazers, maar tegelijkertijd heeft hij ook verbijsterend ontroerende songs. Als je muziek als een vak beschouwt, hoeft dat niet ten koste te gaan van de emotie. Ik geloof dat het Philip Catherine was die zei: als je veel kennis hebt van muziek, dan ben je ook in staat om die gevoelens te uiten. Weglaten kan altijd. Techniek en kennis stellen je in staat om die goeie songs te maken. Ik denk dat het belangrijk is dat filmers films blijven kijken, en dat gitaristen naar gitaristen blijven luisteren. Ik doe elke dag nog nieuwe ideeën op.”
Jij ziet in Tilburg de nieuwe generatie popmuzikanten voorbij komen. Maak je je wel eens kwaad over de huidige staat van de Nederlandse muziekwereld?
“Er heerst veel opportunisme in de muziek. Mensen willen vaak bekend worden. Dat zie je bij ons op school ook, sommige mensen willen gewoon heel graag muziek maken, en anderen weten heel goed hoe de markt werkt. Die praten over targets en positioneren. Iedereen bepaalt daarin z’n eigen houding, en iedereen weet ook wel hoe ik daar in sta. Ik krijg ook wel eens de vraag: je bent nu al zo lang bezig, en je hebt studenten die veel succesvoller zijn dan jij. Het is ze gegund. “Muziek is me veel te dierbaar om mee te sjoemelen, ik wil dingen maken die ik ook zelf zou kopen. Dat moet je eens vragen aan mensen die veel sessiewerk doen: zou je het zelf kopen? Nou, nee. Dat vind ik gek. Want iedereen begint vanuit een liefde voor muziek, of voor een instrument. En heel veel mensen zitten na een paar jaar op een ander spoor. Ik heb er altijd voor gekozen om muziekles te geven, zodat ik daarbuiten de dingen kon doen die me muzikaal gezien aanstaan. Dat klinkt overigens nobeler dan het is, want als ik ergens gevoelsmatig niets mee heb, dan schiet me ook niks meer te binnen. Ik gedij alleen maar goed als de muziek me ook echt wat doet.”
Spullen.
Engels’ belangrijkste elektrische set bestaat uit een Fender Custom Shop Stratocaster en een Music Man 1 x 12 combo (‘Als ik iets anders gebruik, merk ik dat ik net zo lang draai tot ik ongeveer het geluid van een Music Man heb..’);
als effecten heeft hij o.a. een Xotic RC en AC, plus een oude Ibanez TubeScreamer. Voor akoestische optredens met de band gaat er een Schertler Unico mee, of een Bose L1 voor soloklussen. “Ik splits m’n signaal meestal. Via een DI gaat een signaal naar de zaal, en eventueel ook over de monitors van de anderen, en een tweede signaal gaat naar de Schertler.” Door middel van volumepresets vangt hij de outputverschillen op: “Of je flink met plectrum speelt, of met je vingers, of met een capo ergens halverwege – dat wil nog wel eens veel effect hebben op je output.” Z’n meest gebruikte akoestische gitaar is een Martin OM-28 met een Highlander pickup en een brede hals. Verder heeft Engels een dreadnought van Adrian Farmer die meestal in open E staat, een Guild D-50 uit de jaren ’80 en oude steelstring van Sado Yairi. “Meestal een halve toon lager gestemd. Op de plaat staat bijvoorbeeld het nummer ‘Foto’, met een mooie saxofoonsolo van Peter Hermesdorf. Dat nummer speel ik in Es, want het arrangement was gebaseerd op allemaal open snaren, en een blazer maak je niet echt blij als je ‘m in E laat spelen. Ik speel ook wel eens met de Luchtmachtkapel, en daar kom je er pas tijdens de soundcheck achter wat de toonsoorten zijn. Dan gaat een song in E ook onherroepelijk naar Es of F. Handig als je gitaar dan een halve toon lager gestemd is.”