Det Kin Toch Neet / Quatro Magazine / 2011
Det Ken Toch Neet, Al Die Akkoorden…
Jo Jansen – Quatro Magazine Maart 2011
Toen in 1995 het album Plat van Ton Engels verscheen, was dat voor de ware dialectfan een aangename verrassing. De CD, boordevol avontuurlijke popmuziek en voorzien van intelligente teksten, veroorzaakte een frisse wind in het enigszins ingeslapen Limburgse streektaalwereldje. Onlangs bracht Ton zijn inmiddels vijfde dialectalbum uit onder de naam Alles in de Grip. Quatro toog naar Panningen om Ton eens goed door te zagen over de stand van zaken in de dialectmuziekwereld. ontmoeten een nog steeds kwajongensachtige Ton (inmiddels 58) in zijn Vulcanostudio, een kruising tussen keuken, kantoor, typisch jaren 80 oefenruimte én state of the art studio. Naast de nieuwste opnameapparatuur, de nodige gitaren, wat keyboards en vooral veel versterkers valt mijn oog onmiddellijk op een oude bekende: een kleine, onopvallende musicman gitaarcombo. Het blijkt exact dezelfde te zijn waarmee we Ton met zijn Engelstalige trio Blowbeat, bij toeval, voor het eerst zagen in 1982 in de Nijmeegse HBO-soos. Toen de band begon, waren we binnen 2 minuten fan, voorgoed. Een volstrekt on-Nederlands geluid, met invloeden van Little Feat, Frank Zappa en Beatles en gebracht met een haast vanzelfsprekend en daardoor bijna intimiderend vakmanschap. Zó kon het dus ook in Nederland: daar waar tijdgenoten Toontje Lager en Doe Maar vooral mikten op het puberpubliek, hadden deze drie heren duidelijk gehobene Ansprüche. Bob Dylan op de achtergrond, vragen we Ton of die ambitie er nog steeds is. “Ik heb een halve baan als docent aan de Rock Academie in Tilburg. Gedurende het eerste studiejaar begeleid ik studenten bij het maken van liedjes. Ik maak ze daarbij bewust van het gebruik van clichés en dat het dus ook anders kan. Opvallend is dat ze die speeltuin niet of nauwelijks uit zichzelf opzoeken. Daar waar het in de jaren zestig, en later, vanzelfsprekend was dat popmuzikanten iets toevoegden aan hetgeen er al bestond, is het vandaag de dag eerder omgekeerd: aansluiten bij de grootste gemene deler en vóór alles proberen er je brood mee te verdienen. Terwijl het opperste rock’n roll gebod is: steek die school nu maar eerst eens in de fik. Ik bedoel: het oorspronkelijk idee is om muziek te schrijven die je vooral zelf mooi vindt, zonder invloed van buitenaf. Met een beetje geluk vindt het geachte publiek het ook mooi. Of niet. Dus, om je vraag te beantwoorden: ik probeer mezelf en mijn studenten nog steeds te verrassen, ja.”
Ooit ben ik slimmer geworden…
Dat is Ton dus op zijn nieuwe CD weer prima gelukt. Naar aanleiding van dit interview onderwierpen we Ton’s volledige dialectoeuvre, in de juiste chronologische volgorde, nog eens aan een kritische luisterbeurt. Het valt op dat de laatste CD veel homogener is dan het dialectdebuut dat 16 jaar eerder het licht zag. Waar de stem van Ton bij de eerste plaat soms geforceerd overkwam, neemt hij je bij de liedjes op deze plaat ontspannen bij de hand en vertelt haast achteloos over van alles en nog wat. “Ja, ooit ben ik een beetje slimmer geworden”, beaamt Ton. Wie de teksten van Ton kent, weet inmiddels door de jaren heen vrij aardig hoe zijn omgeving en belevingswereld eruitziet. Op dit moment blijkt dat vooral de wereld van iemand die inderdaad alles beter in de grip heeft. “Ik ben inmiddels grootvader van een wolk van een kleindochter en echt: alle clichés zijn waar. Ik ben zorgzamer, evenwichtiger dan pakweg 30 jaar geleden toen we met de band door Duitsland scheurden en vergaten dat er ook nog andere dingen zijn in het leven. Ton is gehuwd met een vinnige Brabantse (aldus zijn eigen typering) en vader van twee twintigers. Hij is dus vaker thuis en dat heeft ook zo zijn voordelen. “Mijn muzikale output op geluidsdrager is de afgelopen tien jaar groter dan ooit.” En dat is mooi, met Alles in de grip heeft hij namelijk misschien wel zijn mooiste CD tot nu toe gemaakt. Wel vindt Ton het jammer dat hij, ondanks zijn verhoogde output, toch met zijn band - die uit louter beroepsmuzikanten bestaat - niet vaker kan optreden. “Ik speel nu vooral akoestisch, vaak met Eric Coenen op bas. Er zijn misschien nog 5 zalen in Limburg waar je als minder bekende band voluit kunt spelen en dan ook nog vaak op basis van de entree die de gasten betalen. Dat is funest voor de popcultuur, het fenomeen bandjes kijken verdwijnt op die manier. Ik ben dan ook voor een nuancering van de marktwerking op dit punt. Ik weet het, Bach was dan wel beroepsmatig ook vooral koster, maar toch: cultuur behoeft bescherming.” ..
Als het dan toch ervan komt, wordt Ton bij zijn dialectwerk live begeleid door een illuster stelletje vaklui genaamd De Medeplichtigen, die ook veelal muziekdocent zijn: Eric Coenen (bas), Egbert Derix (toetsen), Arthur Lijten (drums) en Cor Mutsers (alle snaarinstrumenten die Ton wegens het bezit van slechts 2 handen niet zelf kan spelen). Als het wat heftiger wordt (lees: bij zijn Engelstalige combo Blowbeat), wordt ook de hulp ingeroepen van de bij het grote publiek vooral van Anouk bekende gitarist Leendert Haaksma. Haaksma vervult in die setting zo’n beetje de rol van vliegende keeper, hij is dus redelijk vrij. “Wat zou ik nog solo spelen als ik iemand als Leendert naast me heb?”, verklaart Ton zijn meer dienende rol binnen die band. Het bevestigt de indruk dat Ton zichzelf steeds meer als muzikale verhalenverteller en docent ziet dan als de begenadigde gitarist die hij ook nog steeds is. Op zijn dialectplaten speelt hij, nog steeds, alle gitaarpartijen gewoon zelf. De bijbehorende teksten zijn authentieke verhalen, vol van beeldrijkdom en taalvirtuositeit, en gaan onder meer over zijn jeugd in een volksbuurt op het Limburgse platteland, over cowboys en indianen, over zijn liefde voor het wielrennen, over weemoed en melancholie, over meer of minder slechte relaties maar ook en vooral ongegeneerd over de liefde in zijn leven. Vaak in dialect dus, maar nergens plat en altijd spitsvondig. Een absolute uitzondering in de doorsnee dialect dwangrijmelarij. Ton live ziet, valt op dat zijn droge humor zijn medemuzikanten soms in de slappe lach laat schieten. Humor en een groot relativeringsvermogen zijn onderdeel van het vaste repertoire. “Teksten in je spreektaal bieden meer mogelijkheden dan het in de popmuziek vaak gebruikelijke Engels, ook op het gebied van spitse en rake opmerkingen”. We kunnen het niet laten om enkele hoogtepunten in Engelse teksten door Nederlanders de revue te laten passeren. Absolute knaller is, daar zijn we het over eens, de beginregel van een lang vergeten klassieker: “Yesterday I became a letter”. Veel beter vind je ze niet. Naast zijn werk als tekst- en akkoordendokter voor zijn studenten ontfermt Ton zich met enige regelmaat over carnavalsklassiekers, die hij van een mooi jasje voorziet. Voorbeelden zijn “De onbekinde” van Giel Aerts en het minder bekende Pingalia, een verloren schlager uit het watersnoodjaar 1953 geschreven door het roemruchte duo Luxembourg/Boermans en gezongen door de niet minder befaamde Sjraar Peetjens. Na bewerking door Ton verzuchtte een minder begenadigd medemuzikant: “Dat ken toch neet, al die akkoorden”. Het kan dus wel, en het klinkt verdomd goed, zo demonstreert Ton ter plekke. De grijns die tijdens het spelen van dit vergeten juweeltje over het gezicht van Ton trekt, spreekt boekdelen. Alweer een platgetreden pad vakkundig omgespit.