Geen Geuzenmotief / Oor / 2001
OOR - 2001
Interview Marcel Haerkens.
Foto Fred van Diem
TON ENGELS – “Er zit geen geuzenmotief achter mijn keuze voor het Limburgs”
Ton Engels vormde jarenlang de drijvende kracht achter Blowbeat voor hij in ’96 in het Limburgs dialect. Plat is een verzameling spannend gearrangeerde liedjes die zich moeiteloos onder je hersenpan nestelen. De onlangs verschenen opvolger Wermer As Vandaag doet daar moeiteloos nog een schepje bovenop. En let wel: we hebben het hier niet over een bezadigde singer/songwriter maar een man die de demonen in zijn hoofd met inzicht, intelligentie en een gezond gevoel voor muzikaal avontuur te lijf gaat.
De chauvinisten zal hij moeten teleurstellen. Ton Engels uit het Peeldorp Asten bedoelt maar: ‘Er zit geen geuzenmotief achter mijn keuze voor het Limburgs.’ Hij ontdekte bij toeval dat het Limburgs prima en zeer muzikaal klinkt. De ideale vorm om zijn zielenroerselen zo duidelijk mogelijk voor het voetlicht te brengen. Nederlands was geen optie. ‘Limburgs leent zich uitstekend om te improviseren met basismelodiën. Dat gaat puur op klank . Het dialect zoekt binnenwegen. De k’s worden g’s, de ij’s ie’s en de ou’s oe’s, dat klinkt veel melodieuzer.‘
IN HET ENGELS SCHREEF HIJ TALLOZE SONGS MAAR DAT BLIJFT EEN VER VAN ZIJN BED SHOW.
Nederlanders die met een fout accent zingen vindt hij sowieso niks, maar erger nog is categorie artiesten die Amerikaanser willen klinken dan de Amerikanen zelf. ‘Pedant gewoon. Je zult toch nooit echt de vinger aan de pols krijgen. Die finesses zijn ongrijpbaar en dan hangt er al gauw een sluier over. Beter is om al die toeters, bellen en afleidende manoeuvres overboord te gooien en je creativiteit terug te brengen tot waar het allemaal echt om draait; een zuiver en eerlijk liedje.’
Sinds begin 2000 heeft hij daar zelfs officieel verstand van. Vanaf die tijd is Engels leraar songwriting aan de Rock Academie in Tilburg. Zijn bekendste leerling is ongetwijfeld Jaqueline Govaert van Krezip. ‘Jaqueline heeft flair. Ze staat met lef op het podium, is pienter en zeer leergierig.’ Dat zijn de leerlingen waar Ton het voor doet. ‘Ik stel eerstejaars vaak de vraag wat wil je worden? Popster of muzikant? Jaqueline koos zonder blikken of blozen voor het laatste.’ Zijn nieuwe betrekking vindt hij uitermate inspirerend. ‘De spirit is geweldig. Dat buitelt allemaal over elkaar heen. Mijn studenten komen met allerlei dingen aanzetten waar ze naar luisteren en dat is ook voor mij nog een flinke opsteker.’ Over het nut van zo’n opleiding kan hij kort zijn. ‘Neem al die oude bluesmeesters. Die zaten in een hoerenkast te kijken hoe hun voorgangers het deden. Hoe die akkoorden gebruikten of bepaalde dingen aanpakten. Iedereen heeft een mentor nodig.’ Dat de romantiek er zo vanaf is begrijpt hij ook wel, maar dat is onze huidige maatschappij eigen. Het idealisme is bij veel mensen zoek. Scoren en snel succes krijgen als motief is tegenwoordig volkomen legitiem, dat merkt hij op school soms ook wel. ‘Ik heb eens iemand horen zeggen: “Ja zeg, ik ben niet van plan om eerst een paar jaar in kroegen te gaan staan sappelen.” Daar draait mijn oude muzikantenmaag van om. Natuurlijk zeg ik er iets van, maar eigenlijk vind ik het zinloos om iemand die met zo’n instelling komt aanzetten daar nog op te wijzen. Dat is het paard achter de wagen spannen.’
Een pedagogische opleiding heeft Engels niet gevolgd ,al geeft hij wel ruim twintig jaar gitaarles. Hij wordt echter met name gevraagd vanwege zijn ervaring met songschrijven , CD’s opnemen en toeren. Jarenlang vormt hij namelijk de drijvende motor achter Blowbeat, een schromelijk onderschatte band die in Nederland nauwelijks voet aan de grond krijgt, maar bij onze oosterburen behoorlijk populair is. Het gezelschap grossiert in spannend gearrangeerde songs, hoekige rock met funkinvloeden en een gezonde dosis experimenteerdrift. Een stijl die tot op zekere hoogte zijn huidige solo-werk overlapt. ‘Muziek inkaderen vind ik zonde.Tegenwoordig zie je veel bands die volgens een zelfopgelegd sjabloon werken. Zelf gebruik ik alles wat op mijn weg komt. Aan de ene kant hou ik van de rootsmannen; de blueslui en de singer/songwriters die met minimale middelen in drie, vier minuten een verhaal kunnen vertellen. Anderzijds heb ik een zwak voor eclectische gasten als Zappa en Robert Fripp met King Crimson die alle kleuren van de regenboog onderzoeken.’ Hoewel de liedjes van zijn twee solo-platen doorgaans gebed zijn in een toepasselijk ingetogen begeleiding wil Ton dan ook nog wel eens van de afgetreden paden afwijken. Een grillig Tom Waits pastiche, Zappiaanse melodielijnen, steelse citaatjes uit de popgeschiedenis of gewoon lekker raggen, dat soort dingen.
Nu hij in het dialect schrijft , zijn z’n teksten steeds autobiografischer geworden. Het sombere Donker Daag van Plat is daar volgens hem een goed voorbeeld van. ‘Dat je in die luchtzakken terechtkomt en het even niet meer ziet zitten. Wat dat betreft heb ik mijn portie ook wel gehad.’
Dat gevoel is volgens Engels rechtstreeks terug te voeren naar zijn jeugd in de jaren zestig. Een periode die van doorslaggevend belang is geweest voor zijn huidige liedjes. ‘Toen ik van de middelbare school afkwam dachten we dat alles anders zou worden. In Asten was een jongerencentrum waar ze de eerste platen van Zappa rechtstreeks uit Amerika lieten komen nog voor ze in Nederland officieel uit waren. Zaten we in dat Peeldorpje Zappa en Soft Machine te draaien en de ideeën van dat soort mafkezen op te slurpen. Sgt. Pepper, Woodstock, trancedente meditatie, we leefden in een revolutionair tijdsgewricht. Er was een enorme kloof tussen ons en onze ouders. Die hadden wel wat anders aan hun hoofd. Zij hadden in de naoorlogse jaren de stenen weer op elkaar moeten metselen en moesten zien hoe ze de eindjes aan elkaar konden knopen. Wij dachten niet aan werken. We keken toe, waren lief voor elkaar en hoopten er maar het beste van. Om de mouwen op te stropen en eens iets uit te spoken kwam niet bij je op. Die houding heeft een gat in mijn leven geslagen. Jarenlang lukte het me maar niet om de dingen concreet te krijgen. Ik wilde niks liever dan muziek maken, maar de minder leuke aspecten die daarbij komen kijken ging ik uit de weg. Voor veel van mijn generatiegenoten gold hetzelfde.Veel van hen waren eind twintig of begin dertig toen ze hun eerste baan en een beetje regelmaat in het leven kregen. In de tijd met Blowbeat, ik was toen al een stuk in de dertig, is dat allemaal naar boven gekomen. Of dacht je soms dat mijn pubertijd naadloos overging in de midlife-crisis?’
Tegenwoordig zit Engels wat lekkerder in zijn vel en dat heeft zijn weerslag gehad op Wermer As Vandaag. “Wea zien dus de mazzelaars, oos probleme zien neet echt.’, zingt hij in de opener ‘t Verstank. ‘We zijn toch ook een land van mazzelaars? Zet de t.v. maar aan. Bijna iedereen is slechter af dan wij. Natuurlijk heeft iedereen zijn eigen blues, maar in vergelijking met wat zich in de ellendelanden afspeelt zijn dat luxeproblemen.’
LIVE TREED TON OP MET DE MEDEPLICHTIGEN .
GRAPPIG IS DAT BASSIST ERIC COENEN , DRUMMER ARTHUR LIJTEN EN GITARIST COR MUTSERS allemaal een Blowbeat verleden hebben , maar nooit samen in die band zaten .
Het toeren, componeren en zijn werk en zijn werk op de Rockacademie is een behoorlijk hectische bezigheid , maar Ton wil het beslist blijven combineren .
Hij ziet zijn pedagogische bezigheid als een enorme verrijking voor zijn schrijverschap en dat is eigenlijk het enige wat hij wil: fraaie liedjes maken. ‘Er is niks mooiers dan als mensen je na een optreden komen vertellen dat ze een superavond hebben gehad. Dat je zoiets bereikt op je persoonlijke manier en onder je eigen voorwaarden, niet zoals een Frans Bauer of Britney Spears. Dat is de essentie. Dat ik mijn eigen kleine, maffe gedachtenwereld vorm kan geven in een liedje en mensen ook nog zover kan krijgen dat ze willen luisteren. Dat voelt dan als een overwinning. Vanuit de therapie-afdeling zou je nog kunnen stellen dat als ik bepaalde denkbeelden waar ik mee worstel kan vangen in woorden dat uitermate bevredigend werkt. Dan heb ik het een plek gegeven en waait het weer een beetje minder in mijn hoofd.’
Gebruikt met toestemming van Marcel H. Fred van D. en Muziekkrant Oor