Passie / Wieler Periodiek WIL / 2011
PASSIE
Ton Engels - Muzikant
Geboren in Panningen - Woont in Asten.
Door Lean Hodselmans voor Wieler Periodiek WIL – Juni 2011
“Het was in de kantine van camping Maalbeek in Belfeld. 1968. Op de televisie zag ik Jan Janssen de Tour de France winnen in de laatste etappe. Een tijdrit waarin hij de Belg Herman van Springel, die nog in het geel was gestart, versloeg. Die sfeer, dat enthousiasme. Het is me altijd bijgebleven en ik raakte besmet met het wielervirus. Mijn vader, Bèr Engels – beter bekend als Bèrke van de Boer – had een schildersbedrijf in het dorp waar ik geboren ben. Hij was een wielerliefhebber. Ons gezin: vader, moeder en acht kinderen, ging in de zomervakantie naar de camping in Belfeld. Maar in de bouwvak hield pap de winkel open en ik was geregeld bij hem in de zaak. Achter stond de radio en later de televisie steevast afgestemd op de Tour. Charly Gaul, Bahamontes. Het zijn namen die ik me herinner uit die tijd. Je kreeg ook plaatjes van wielrenners bij de kauwgum. Achterop stond dan het palmares van de renner, dat vond ik interessant. Ik moet toegeven dat de belangstelling voor het wielrennen ook even minder is geweest. Maar de laatste jaren doe ik weer helemaal mee. Ik kijk alles. Bergetappes vind ik het meest boeiend. Daar kan ik uren naar kijken. Beklimmingen zijn de essentie van wat sport moet zijn. Het individuele, ook de slechtste moet over die hoogste berg. Bij het voetbal kun je je bij een mindere dag verstoppen. Een renner doet het alleen. En het is zo duidelijk: wie als eerste aan de streep komt heeft gewonnen. In principe wint de sterkste. Ondanks de dopingverhalen. Ik ben bijna geneigd doping als onderdeel van de ambitie te zien, al weet ik natuurlijk dat het niet zou moeten. Ik ben ook gevoelig voor de romantiek, de verhalen. Met name ‘Wij waren allemaal Goden’ van Benjo Maso over de Tour van 1948 heb ik verslonden. Dat boek vertelt over Bartali die door het winnen van die Tour van ’48 een burgeroorlog in zijn vaderland Italië zou hebben voorkomen. Achterin dit boek staat het algemeen klassement. Met op plaats 22: Engels op 2.15.41 van winnaar Bartali. Dat intrigeerde me enorm. Een wielrenner met dezelfde achternaam als ik. En niemand die iets wist over die Engels. Theo Buiting is op zoek gegaan en heeft wel iets gevonden. Ik heb er het nummer ‘Wielrenner’ over geschreven. Dat begint met de zin: ‘in ’n veurig laeve waar ich wielrenner’. Naast dit nummer heb ik nog twee wielerliedjes gemaakt. ‘Tussen start en finish’ over een rondje van de Kerkstraat waar ik woonde, naar het Kerkhofpaadje en via de Ringovenstraat weer terug dat ik klokte om te kijken hoe snel ik dat kon afleggen op mijn fiets met omgedraaid stuur. ‘Anquetil’ gaat over mannen van middelbare leeftijd die een dure fiets kopen om op zondagmorgen een rondje door de Peel te fietsen. En dan denken dat ze Jacques Anquetil zijn. Ik fiets zelf ook, met een groepje vrienden uit Asten. De laatste jaren is het niet veel meer. En als ik dan weer eens een rondje trap, kan ik de dagen er na amper nog gitaar spelen. Omdat ik te veel op het stuur van mijn Alban hang denk ik. Ik zie wel een overeenkomst tussen wielrenners en muzikanten. Het zijn einzelgängers, individualisten. Ik zei al eerder dat bij het fietsen de beste wint. In de showbusiness spelen daarentegen ook andere dingen mee. Vaak zijn degenen die het maken niet beter dan ik ben maar ze hebben op het juiste moment de juiste connecties. Wielrennen is eerlijker. Helden van de wielersport zijn voor mij renners die een kleur hebben. Renners met lef en durf, die iets meer te zeggen hebben dan ‘ik ga d’r voor’. Cancellara is zo iemand. Trots ben ik op Limburgse successen van Frans Maassen en Peter Winnen, al is die laatste een beetje een anti-held. Wel een goeie naam trouwens voor een wielrenner, Peter Winnen. Net zoals Jan Raas.”