Thalia / 2009
Ton Engels schittert in zaal Thalia – Nov 2009 – Theo Buiting
Geen sterkere intro in een zaal met babyboomers dan te zeggen dat je nog uit de goede tijd komt. De wonderjaren van net na de oorlog toen alle stenen nog op elkaar moesten worden gestapeld. Gegarandeerd dat je als artiest meteen een horde “medeplichtigen” hebt. Voor alle zekerheid had hij zelf er alvast drie meegenomen; zijn begeleidingsband “De Medeplichtigen”. Ton Engels deed de aftrap van de wintersessie 2009/2010 van Muziekpodium Thalia in Baarlo.
Vier geweldige, ieder voor zich al virtuoze muzikanten, die elkaar blindelings vonden en de sterren van de hemel speelden. Ton Engels, oeht Kèpel, daarbij als spin in het web. Hij nam de zaal moeiteloos aan de hand, mee terug naar de jaren van verwondering. Door een “gaat in de hegk” mocht je met een broekeman meekijken naar zijn nog onbedorven wereld van de fifties en early sixties in en rond Panningen. Of je wilde of niet, vanaf de intro in het eerste nummer “Stayer” was je verkocht, medeplichtig ,of beter nog, schatplichtig aan die tijd. Tante Hannie, Dappere Dodo en de mattenklopper als gitaar. “Van Frits, Mina, Drieka en Sjeng; groete sjöp en grove heng”
Prachtige teksten waar de nostalgie en het onvervulde verlangen van afdruipen. Over zwoele zomeravonden op de stoep. Radio Luxemburg en Drie Hoefijzers Bier. Mijnwerkers die in de randen van de nacht op de bus van Roetje Ghielen stappen. Maar eerst nog hun sigarettenpeukie op een onnavolgbare machomanier wegknippen. Haarscherpe songs, die je raken. Het gewone leven ontledend, soms filerend. Zonder humbug, met een fikse dosis humor en een sterke personal touch. Een genot om mee te maken.
Ton Engels en zijn band stonden aangekondigd als mannen met een rock’n roll hart, gepokt en gemazeld in de muziekscène, muzikanten die elk podium aankunnen. Nou, daar was geen woord aan gelogen. Jammer dat de publieke belangstelling wat aan de magere kant was. Deze bezetting verdiende beter. Zoals zo vaak hadden de thuisblijvers weer eens dik ongelijk.
Na afloop nog gauw even rondgekeken, maar ze waren al vertrokken. De Daffodil stond niet meer voor de deur. Op de fiets naar huis zoemde ergens onder mijn hersenpan nog “Schön ist die Jugend” van Leni und Ludwig. En ergens voor een café meende ik nog vaag een schoolbord te ontwaren met daarop gekrijt: “Tijdens de kermisdagen levende muziek met Schriebl en Hupperts”. Maar dat kan ook zomaar aan het late uur gelegen hebben